Lees meer
Bekijk
Klik en bekijk onze stadsvisie
Blog
Fysiek
Afgelopen week konden we in De Limburger lezen dat de gemeente Maastricht in hoger beroep gaat tegen de uitspraak van een lokale rechter over het toepassen van de ToZo-uitkeringen aan grensondernemers die werken in Maastricht maar vaak net aan de andere kant van de grens wonen. Wij, als pan-Europese partij, komen pas net kijken in de politiek maar zien dat de misstappen in veel vroeger stadium worden gemaakt door onze grensregio. We lobbyen te weinig. Niet in Europa, maar in Den Haag.
Scroll & lees meer
Mart Den Heijer
Het Europees recht is vrij helder hierover: Europeanen krijgen hun sociale rechten in de lidstaat waar ze werken en hun sociale en fiscale heffingen moeten betalen. Dat is het uitgangspunt en dus ook de reden waarom veel grenswerkers de Nederlandse Corona-uitkering hadden verwacht te ontvangen. Juridisch ligt bijna alles altijd ingewikkelder dan het op eerste gezicht lijkt: er lijkt op landelijk niveau al iets verkeerd te gaan. De Nederlandse TOZO-regeling, die niet getoetst was op mogelijke grenseffecten voor de in Nederland werkende, zegt in deze situatie dat het van belang is waar je woont. Europese wetgeving wijkt daar vanaf. En dat terwijl dat omgedraaid, in Duitsland en België, niet het geval is met de grenswerkers die daar werken. Die weeffout zal in Den Haag hooguit als onhandig bestempeld worden. Maar voor een regio als Zuid-Limburg, dat voor maar zo’n 10% aan Nederland grenst en voor de rest aan Duitsland, Vlaanderen en Wallonië, heeft zo’n vergissing een grote impact op haar inwoners en economie.
Ergens is het wel begrijpelijk dat de gemeente dit doet. De juridische wereld van grensoverstijgende wetgeving is soms zodanig complex dat in hoger beroep gaan het snelst ervoor zorgt dat de weeffouten belicht worden en dat rechters de politiek kunnen uitleggen wie aan het kortste eind trekt (waarschijnlijk de landelijke politiek). Maar hoe begrijpelijk dat ook is, de grenswerker leeft nu in angst en onzekerheid. Voor Volt is het duidelijk dat het probleem niet op lokaal niveau ligt, maar op landelijk niveau. De politiek had dus al veel eerder aan de bel moeten trekken.
Europese grenssteden kunnen alleen economisch opbloeien dankzij, niet ondanks, hun grensligging: dankzij de logistieke, culturele, economische en sociale banden die zij hebben met het omringend buitenland. Dat onderscheidt grenssteden van andere steden. Ze zullen niet economisch opbloeien als constant wordt gesproken over de grensligging als een potentiële belemmering. Als het omringend buitenland alleen maar een obstakel vormt, dan is er geen reden om te investeren in de grensregio. Dan is het veel logischer om te investeren in de hoofdstedelijke regio, zover mogelijk van de grenzen af. Wil een stad als Maastricht tot bloei komen, dan kan dat alleen als landelijke wetgeving veel meer de belangen van de grensregio in acht neemt. De belangen van grenswerkers zijn ook de belangen van onze grensregio.
En juist daarom is het van groot belang dat wij, als Zuid-Limburgers, meer gaan lobbyen. In Den Haag. Want hoe paradoxaal het ook klinkt, een goed samenwerkende Euregio begint bij de landelijke politiek. De grensregio betaalt de prijs voor slechte grenspolitiek in Den Haag. Laten we daarom een nieuwe politiek afslag nemen als Zuid-Limburgse regio, samen met Heerlen en Sittard-Geleen, die duidelijk te horen is in de Haagse wandelgangen en daar wordt opgepakt. Niet door brandjes te blussen wanneer de grenswerker de dupe is van weeffouten. Maar door al in het begin de weeffouten in de Nederlandse grenspolitiek aan te pakken.